Eind december 2017 stond er een mooi artikel over Rederij Pieter van der Hoog in de IJssel- en Lekstreek. Geleverd door HV “Crempene”. Waarvoor hartelijk dank!
Belangrijk om de aandacht voor historisch erfgoed levend te houden..
De Bastiaan Pot was het eerste schip waarop Pieter kapitein werd. Het werd in 1863 gebouwd op de werf van de Gebroeders B.Pot in Elshout a/d Kinderdijk voor rederij J.H. von Santen te Krimpen aan de Lek. Het schip werd genoemd naar de scheepsbouwmeester. Het mat 746 ton (400 lasten, elders staat 378 last vermeld..), wat heel behoorlijk was voor die tijd waarin de gemiddelde grootte van een zeezeilschip 580 ton was. De Potten hadden aandelen in het schip, evenals Van Santen (3/32 deel) en Pieter.
L.Smit schreef in een artikel in “De Klaroen”: “De 17e juli 1863 wordt weer eens een hoogtijdag in Elshout. Het is dan al vijf jaar geleden dat de “Nieuwland” voor Jan Vroege van stapel liep en nu is het zover met de Bastiaan Pot. Na de plechtige doop (door ene mej. Pot) loopt de oceaanvaarder bij stralend weer om half zeven in de avond de Lek in.” Het was een houten driemastbarkschip: de twee voorste masten waren van dwarszeilen voorzien en de achterste mast had langsscheepse zeilen. Het was geen echte snelle zeiler. Het was Van Santens bedoeling om het schip in te zetten voor de vaart naar “de Oost”: Australië en Nederlands-Indië.
Pieter was 27 jaar oud toen hij als kapitein vertrok naar Australië met zijn splinternieuwe schip! Er is een brievenboek van hem bewaard gebleven in het streekarchief Midden-Holland. Volgens archivaris C.Schoute is dit brievenboek na het sterven van Cornelis v.d.Hoog (1 aug. 1930) door de erven aan de gemeente Krimpen aan de Lek geschonken en zo in het archief terecht gekomen. Heel grappig is dat Ewout v.d.Hoog (geb. 1945, kleinzoon van Machiel Cornelis, de militaire zoon van Pieter) uit Amsterdam, die rond 1960 met zijn ouders in Rotterdam woonde, zich nu nog kan herinneren dat hij tijdens een familiebezoek aan Krimpen ad Lek een logboek van Pieter heeft bekeken! Dit zou dan nog een ander document zijn, naast het bekende brievenboek.. En zeer waarschijnlijk zal het verbrand zijn bij de boerderijbrand in 1968..
Uit het bewaarde brievenboek krijgen we een goed beeld van het wel en wee van Pieter en zijn nieuwe schip. En aan de hand van dit brievenboek is door 2 geschiedenisleraren een boekje geschreven: “De bark “Sebastiaan Pot” en de laatste gloriedagen van de grote zeilvaart, brieven van kapitein Pieter van der Hoog, 1863-1867”. Kenners van de zeezeilvaart vinden het niet zo’n goed boekje, er staan wat foute interpretaties in en de naam van het schip wordt verkeerd geschreven: Sebastiaan, i.p.v. Bastiaan Pot. Maar het is toch een heel interessant boekje (80 blz.) om te lezen.
De 1e brief schreef Pieter vanuit Rotterdam op 24 november 1863. Daarin klaagde hij over de door de Gebroeders Pot gemaakte waterketels die lekkend zijn afgeleverd. De 2e brief schreef hij vanuit Nieuwesluis (2-12-1863). Pieter moest een heel omslachtige route varen om op zee te komen: van Krimpen aan de Lek via de Nieuwe Maas naar Rotterdam, dan door het kanaal van Voorne en Putten, vervolgens van Hellevoetsluis door het Haringvliet en om Goeree heen naar Brouwershaven op Duiveland. Daar moest hij wachten op gunstig tij en juiste wind om aan de lange reis naar Australië te beginnen. Het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg waren er nog niet! Op de Nieuwe Maas moest hij lichterschepen bij zich hebben, voor het geval hij vast kwam te zitten op een zandbank. Door het Voornse kanaal moest hij met paarden gesleept worden.. Als er erg harde wind stond moest hij daar gebruik maken van een stoomsleper (wat veel duurder was!). Op 8 december arriveerde hij eindelijk in Brouwershaven. In een brief aan Van Santen kunnen we lezen: “Ik ben nu druk bezig te laden. Tot nog toe ben ik zeer tevreden over de bemanning. Ze hebben zich best gedragen. Ik heb nog niemand gezien die een borrel teveel op had en iedereen is zeer gewillig.” Hij laadde kisten met flessen jenever, bij elkaar voor een gewicht van ruim 1456 ton.. Over de laadruimte was Pieter zeer te spreken, hij denkt dat er op de terugreis wel voor 1500 ton ruimte is.
Zijn vrouw Chila was met hem meegereisd vanuit Krimpen aan de Lek. De twee kleintjes (Geertje is 3½ jaar en Machiel Cornelis is 2 jaar oud..) zijn zeer waarschijnlijk bij opa en oma De Jong gebleven. Hij schreef in zijn brief van 14 december dat zijn vrouw al 3 dagen zeeziek is. Niet zo vreemd als je bedenkt dat ze toen al 6 maanden zwanger was van haar 3e kindje.. (Gijsbert werd op 19 maart 1864 geboren). Voordat Pieter uit Brouwershaven vertrok, reisde ze terug naar Krimpen aan de Lek.
Pieter vertrok pas op oudejaarsdag, de weken daarvoor was de weerssituatie steeds te ongunstig.. Na een reis van 139 dagen arriveerde hij in Melbourne op 18 mei 1864. Daar schreef hij de volgende brief: “Geachte Patroon! Ik heb het genoegen U mijn behouden aankomst te kunnen melden. Tot mijn leedwezen heb ik 139 dagen over de reis gedaan. Dat vond ik zeer lang. Er komen hier echter schepen aan, die een even lange reis hebben gehad als ik en daar zijn zelfs clippers bij. Ik heb het de hele reis slecht getroffen. Zo erg heb ik het nog nooit meegemaakt. Bij het vertrek zag alles er nog zeer gunstig uit. Na twee etmalen was ik door het Kanaal. De reis naar Madeira duurde twee weken. Daarna ben ik gaan sukkelen. De wind kwam uit het zuidwesten. De meeste etmalen legde ik niet meer dan 16 tot 18 zeemijlen af. Daarom bereikte ik pas na 37 dagen de evenaar“. (..)
Hij vond dat het schip niet slecht zeilde, maar hij vond het schip te rank. Bij matige wind helde het schip al over en kwam het dek voor een deel onder water, soms zelfs de bovenrailing. Het noodzaakte hem de bovenzeilen weg te nemen. En hij liet latten op het dek spijkeren omdat de bemanning anders niet kon lopen.. Soms kwam het water aan lijzijde over de onderdeur heen! Verder schreef hij: “Wees er van verzekerd waarde Patroon, dat het mij zeer spijt dat ik zo’n lange reis gemaakt heb. Ik had het mij heel anders voorgesteld. Ik dacht: een sterk schip, alles nieuw, dat kan lang goed gaan. De rankheid van het schip heeft mij echter flink parten gespeeld. Ik ben echter zonder de minste ongelukken aangekomen. Ik heb alleen mijn buitenkluiverboom verloren door het breken van het stampstag. Verder ben ik over alles zeer tevreden. Tuig en ijzerwerk hebben zich goed gehouden. Mijn tuig is uitstekend. Het staat nog net zoals het in de Elshout gezet is. Ik heb er niets aan hoeven te doen. Het zit nog erg stijf, behalve de stagen en pardoens die door hun lengte wat meer rekken. De provisie en de verdere uitrusting is perfect, zodat ik nergens een aanmerking op kan maken. Over mijn bemanning heb ik geen klagen. Zij voldoet uitstekend. (Het precieze aantal bemanningsleden is niet bekend, waarschijnlijk 30 á 40 mensen) De opperstuurman bevalt mij goed, maar de 2e stuurman is de grootste lor die ik ooit gezien heb. Hij weet niets, hoewel hij geëxamineerd is. Ik heb haast geen wacht overgeslagen. Ik kan hem geen uur aan dek vertrouwen. Ik heb hem reeds tweemaal gestraft met een halve maand gage. Voor de hele reis heb ik zijn gage met vijf gulden per maand verlaagd. Ook aan Krijgsman heb ik weinig. Hij is zeer gewillig, maar bezit weinig zeemanschap. De kok is de hele reis ziek geweest. Hij lijdt aan dysenterie. Hij ligt nu in het hospitaal. Dat kost 25 shilling in de week, maar ik zal zorgen dat dat voor zijn eigen rekening komt. Hij is met een oude kwaal aan boord gekomen en kan daarom geen aanspraak maken op verpleging voor rekening van de rederij. Het schip was wel rank, maar toch heb ik nooit zo’n makkelijk zeeschip gehad. Met slecht weer is het zo mooi op de wind te leggen als men zich maar wensen kan, er komt geen druppel water aan dek. Het schip werkt in het geheel niet. Het is verbazend zo gemakkelijk als het schip te hanteren is.
Het is hier erg met het weglopen van zeelui. Ik denk dat het bij mij ook wel zal gebeuren, maar ik neem hier geen volk aan. Ik zal er wel zoveel aan boord zien te houden dat ik het schip naar Java kan brengen. Direct na aankomst heb ik gemeld dat het schip gelost kan worden. Ik hoop morgen, 19 mei, te kunnen beginnen. Ik heb het schip in zijn geheel aan laten nemen om te lossen. Dat wordt hier door iedereen gedaan. Ik zie het als de voordeligste manier, daar het in veel kortere tijd gelost kan worden, omdat het machinaal gebeurt. Ik ben zeker 14 dagen eerder gelost. Het hele karwei kost L 41, terwijl het zo hard gaat als ik wil. Bovendien gaat het om jenever en nu heeft mijn bemanning er niets mee te maken. Zo lopen we ook veel minder kans op schadeclaims. Alle schepen doen het zo. De lading heeft tijdens de reis verschrikkelijk gebroeid. Uw brief heb ik hier direct ontvangen. Het was mij zeer aangenaam te vernemen dat het met U en Uw familie goed gaat. (Ik vroeg me af of er geen brief van zijn eigen familie was om te vernemen dat hij weer vader geworden was..) Ik ben zeer ingenomen met de lage prijs van het schip, ik had het niet durven denken. Ik las ook met genoegen dat de “Bastiaan Pot” was opgenomen in de bevrachtingslijst van de Nederlandsche Handelsmaatschappij en dat het schip voor of op 10 augustus op Java beschikbaar moet zijn. Dat kan makkelijk. Ik hoop er al eerder te zijn, daar ik via Straat Torres naar Java zal varen. Dat is in deze tijd van het jaar verreweg het beste. Volgens mij is de Torresstraat niet zulk gevaarlijk vaarwater als wel gezegd wordt. Ik heb zeer veel moeite met mijn kompassen door de grote hoeveelheid ijzer die aan het schip zit. (..) Mijn chronometer loopt perfect. Ik hoop hier zonder schadeclaim weg te komen.”
Dit is een lang citaat uit het boekje, maar het geeft een goed beeld van Pieter en zijn 1e reis met de Bastiaan Pot.
Eind juni vertrok hij naar Soerabaja. Intussen waren er 5 bemanningsleden weggelopen en was de kok in het hospitaal overleden. Voor de overige mannen had hij nieuwe kleren gekocht, die hij pas uitdeelde toen ze de haven weer uitgevaren waren.. Ook bleek Pieters’ zuinigheid weer.. Hij schreef aan Van Santen dat hij slechts 500 kg. brood gekocht had omdat het F3,= per 100 kg. meer kostte als in Holland. En de bloem was zo duur dat hij dat maar helemaal niet inkocht..
Wie de weggelopen bemanningsleden waren heb ik teruggevonden bij een bezoekje aan het CBG, herfst 2005. (Het Algemeen Politieblad is sinds kort ontsloten voor genealogisch onderzoek.) In de opsporingsberichten van 1864 stonden ze vermeld met hun signalement: 1- Willem Oosteling, oud 30 jaren, matroos, geboren en wonende te Nieuwvliet, lang 1,7 el, gestalte breed, voorhoofd rond, haar, wenkbr. en oogen bruin, neus gewoon, mond groot, kin gewoon, aangezigt ovaal, kleur gezond. 2- Hans Peter Petersen, zeilmaker. 3- Rasmus Hansen, matroos. 4- Martin Carrol, matroos. 5- Teunis Saarloos, matroos. Van alle 5 werd het signalement vermeld en bevel van gevangenneming gegeven: “tegen deze 5 personen, laatstelijk aan boord van het Ned. barkschip Bastiaan Pot, kapitein P. van der Hoog, is door de arrond.-regtbank te Rotterdam, in raadkamer vergaderd, bij
Op Java laadde hij koffie, suiker en rotan. In het brievenboekje las ik dat hij 1% van de totale vracht van de N.H.M . voor 1864 naar Nederland bracht. In het voorjaar van 1865 arriveerde hij weer in Nederland, ongeveer 15 maanden was hij weggeweest… Zijn jongste kind was bijna een jaar oud en nu ziet hij het pas voor het eerst!
Dagblad Zuid-Holland van 7 febr. 1865 meldt het volgende berichtje: Aangekomen Passagiers, Van Java te Brouwershaven: Per Bastiaan Pot, kapt. Van der Hoog: 2 veroordeelde militairen.
Twee maanden later was hij al weer onderweg naar Göteborg in Zweden. Daar laadde hij ijzer en hout voor Melbourne en Batavia. Chila was meegegaan naar Göteborg, voordat Pieter vertrekt stapt ze weer van boord, ze gaat met kapitein Timmermans van de “Levant” (een schroefstoomschip) mee terug naar Holland. In een brief aan Van Santen schreef Pieter: “Vanaf de 1e dag dat ik naar zee ben gegaan is mijn vrouw niet gezond geweest. Omdat kapitein Timmermans de 20e mei naar Rotterdam vertrekt komt zij met hem mee naar huis. Intussen dank ik U voor Uw informatie over het huis van de weduwe Van der Linden. Ik wil echter voorlopig nog geen huiseigenaar zijn. De lasten zijn me te zwaar en ik weet ook nog niet wat C. de Jong (zijn schoonvader..) gaat doen”. Achteraf bleek Chila weer zwanger te zijn, want op 25 december wordt Cornelis, onze overgrootvader geboren. Als Pieter na deze reis thuis komt koopt hij toch het huis waar Van Santen hem over schreef.
Deze tweede reis ging heel wat sneller als de eerste. Maar in Melbourne deserteerden er weer 5 bemanningsleden, onder wie zijn neef P. Bus. (In het boekje staat P.Bas, dit moet zijn P.Bus!) In het Algemeen Politieblad van febr. 1866 in het archief in Den Haag vond ik zijn signalement en dat van de vier andere matrozen: “Bus, Pieter, oud 17 jaren, ligtmatroos, geboren te Maassluis, wonende te Delfshaven, lang 1,5 el, voorhoofd rond, haar en wenkbr. blond, oogen blaauw, neus breed, mond gewoon, kin rond, aangezigt ovaal, kleur gezond. Tomsen, Jacob, oud 30 jaren, matroos, geboren en wonende te Stavanger, lang 1,74 el, voorhoofd rond, haar en wenkbr. bruin (bijna rood), oogen blaauw, neus klein, mond gewoon, kin rond, aangezigt ovaal, kleur gezond”. De anderen waren Peter Christensen, een matroos van 23 jaar uit Alro, Johannes Schuurman uit Hamburg en Pieter Welsch uit Londen. “Tegen deze 5 personen, laatstelijk aan boord van het Ned. barkschip Bastiaan Pot, schipper P. van der Hoog, is door de arrond.-regtbank voornoemd verleend regtsingang met bevel van gevangenneming, ter zake van desertie van boord gedurende de reis. De officier van justitie te Rotterdam verzoekt opsporing, aanhouding en opzending.” In het A.P. van 1868 werd Pieter Bus genoemd bij de vervallen signalementen: “Pieter Bus, (zie blz.124,no. 173 van 1866) berigt van den commissaris van politie te Delfshaven, van 18 Julij”. Zou hij in de tussenliggende tijd gevangengenomen zijn?? Ik ben er eigenlijk nieuwsgierig naar.. (Waarschijnlijk is deze Pieter een zoon van Huig Bus en Dorafina v.d.Hoog en een broer van Willem Bus, de latere directeur van de Haarlemse Stoomvaartmij.)
Pieter voer hierna via Kaap Leeuwin, aan de zuidwestpunt van Australië naar Batavia. Dit was een zware reis, waarbij de “Bastiaan Pot” averij opliep. De koperen beschermlaag verdween van de scheepsromp, daarom moest het schip opnieuw “gekoperd” worden. In de brief aan Van Santen van 11 december 1865 klaagde hij daarover. Ook klaagde hij over het instorten van de bevrachtingsmarkt. En hij kreeg die dag bericht dat zijn broer Adrianus (26 jaar!) was overleden (op 10 september al).
Op 25 december schreef hij weer een brief aan Van Santen. (Pieter wist natuurlijk niet dat hij op die dag weer vader was geworden.. ) Hierin beantwoordde hij een brief van Van Santen aan hem van 8 oktober waarin Van Santen schreef dat hij goed geslaagd was in het plaatsen van de aandelen van zijn nieuw te bouwen schip, de “Antje”. Pieter was erg geïnteresseerd in dit nieuwe schip en hoopte dat hij er op mocht gaan varen. Uit eerdere brieven is dit al waar te nemen. Hij had ronduit geschreven dat hij “ten enenmale ongenegen was lang met de Bastiaan Pot te blijven varen”. Hij vond het een slecht sturend schip dat weinig vaart maakte..
Omdat de bevrachtingsmarkt was ingestort, werd de “Bastiaan Pot” nu ingezet op de wilde vaart. Pieter regelde zelf zijn zaken met cargadoors en handelshuizen. Hij vertrok vanuit Soerabaja met rotan naar de rijsthaven Akyab in Birma. Ondertussen had hij ook nog te maken met ziekte onder zijn bemanning, er heerste cholera. Eén matroos overleed, twee anderen genazen.
Uit Akyab is er een in simpel Engels geschreven briefje van Pieter aan zijn agenten: “To the agents of Mr. Buning Schröder at Batavia and Singapore at Akyab. Dear Sir, With this I am so frij to late your knowing that I with my ship cold “Bastiaan Pot” chartered from Mr. Buning Schröder & Co. at Batavia & Singapore am arrived at Akyab and now am waiting for your orders.” Die orders duurden erg lang omdat de rijstprijs zo hoog bleef..
Ondertussen schreef hij aan Van Santen weer het één en ander over zijn bemanning: Hij had baastimmerman H. Gobel weggejaagd na hem 7 ½ maand gage gekort te hebben.. Dat was volgens Pieter een doortrapte smeerlap die hij niet langer aan boord wilde hebben.
Behalve de namen van de gedroste bemanningsleden (bekend geworden door het Algemeen Politieblad!) zijn er niet zoveel namen bekend van bemanningsleden. Zijn neef P.Bus noemde hij als één van de gedroste matrozen en ene Schmoutzinger noemt hij (zie hierover de geciteerde brief hieronder!). Ook schreef hij een keer over “Krijgsman, daar heb ik weinig aan, hij is zeer gewillig maar bezit weinig zeemanschap en oplettendheid”..
Hij voer daarna in ballast naar Singapore en vandaar met gemengde vracht (gamber, peper, sago) naar Londen. In november arriveerde Pieter in de haven van Londen, waar de “Bastiaan Pot” na het lossen voor reparatie en opnieuw verkoperen in het droogdok ging.
Tussen juni 1866 en april 1867 zijn er geen brieven in het brievenboek. Maar uit het archief van de St. Kaap Hoornvaarders heb ik een kopie van een brief van Pieter aan Kapitein J.’t Hoen, gezagvoerder op de “Alblasserdam” (rederij J.Vroege). Met kapitein ’t Hoen had hij veel kontakt, het is een vriend, maar nu is Pieter een beetje gepikeerd omdat hij al zolang niks van hem heeft gehoord.. Om een goed idee van de schrijftrant van Pieter te krijgen zal ik de brief in z’n geheel weergeven (en er staan wat interessante gegevens in..):
London, 15 Nov. 1866
Waarde Vriend,
Uit ware Vriendschapsbetrekking kan ik niet nalaten Ued. eenige letteren toe te zenden in de hoop dezelve Ued. welkom zijn moge, het is mij en mijne vrouw innig leed de zaak met Ued . zus(?) is afgeloopen maar wat zullen wij daarvan zeggen, ik ben gepasseerde reis met de Bastiaan Pot nog al niet onfortuinig geweest, ik heb naar omstandigheden redelijk gevaren en verkeerd. Met mijn vrouw nog in blakende welst Naar ik van mijn patroon vernomen heb, is er voor S…..(was onleesbaar, vlgs. geg. Kaap Hoornst. zou er gestaan hebben Schmoutzinger??) geen kans op de B.Pot. De B.Pot is weder gecharterd naar Melbourne, die kan wel trader genoemd worden, ik had de laatste reis 104 dagen van Rotterdam. Ued. kan wel begrijpen ik hier dan gelijksch groote drukte heb, vooreerst met het laden, ten 2e moet ik hier koperen, ten 3e wordt mijn tuig hier ge…(onleesbaar) en moet den 1e Dec. weder tot laden gereed zijn; ik heb reeds lang eenige letteren van Ued. gewacht, doch het schijnt Ued. oude vriendschap vergeeten zijt, denk steeds mijn doel geweest is Ued. geluk gevestigd te zien. Ik heb den 27e Nov. (waarsch. bedoeld okt.!!) mijn vrouw moge halen en leef met haar gedurende die tijd aan boord, en heb ik het genoegen gehad mijn nieuwe klipper (de Antje!) te mogen zien, welke wat vorm en belaadbare ruimte betreft, mij zeer goed bevalt, verder weet ik Ued. niets nieuws te melden. Ik denk tegen 1 Januari met mijne vrouw voorgoed naar Holland te komen. Ik wensch Ued. gaarne eens te spreeken. Meld mij ook eens hoe S….(Schmoutzinger?) Ued. bevallen is en verwacht ik van Ued. spoedig een breedvoerig schrijven, daar ik dagelijksch naar eenige letteren van Ued. uitgezien heb, en eindelijk heb moeten besluiten Ued. ons geheel vergeten heb en uw tevens op ondankbaarheid wijzen moet, daar U toch veel vriendschap van mijn vrouw heb genooten, maar dat wil ik Ued. volgaarne vergeven, zoo Ued. ons zeer breedvoerig schrijft, onze vriendschap is oprecht en hartelijk geweest, daar wij nimmer eenig voordeel van Ued. engagement of huwelijk konde trekken.. De kleine Gijsbert is nu 600% meer waard als toen ik vertrokken bent. Nu waarde Vriend, de tijd ontbreekt mij om veel te schrijven, schrijf spoedig terug. Mijn adres is: Capt. P.v.d.Hoog, Care M..(?) Browne, van Santen en Geveke 130 Fentrinet Street London. En ontvangt ons beider hartelijke en welmeenende groete, die zich met alle achting noeme
Ued. Waarde Vriend en Vriendin
Het is met mijn vrouw al weer mis, wij schijnen beide namelijk ik en U, het ambacht goed te verstaan.
Adieu, P.v.d.Hoog
* De onderstreping in het PS. van de brief was van Pieter zelf. Ik vroeg me af wat daar achter stak. In mei 1867 beviel nl. de ongehuwde zus van Chila, Martijntje Johanna van een dochter. Chila had waarschijnlijk een miskraam gehad want het laatste kind werd pas in dec. 1868 geboren.
Toen Pieter naar Holland ging kocht hij het huis naast zijn schoonvader aan de Rijsdijk.
De Bastiaan Pot vertrok naar Australië onder kapitein J.D.P.Zetteler Hij bleef van 1867 tot 1872 kapitein op de Bastiaan Pot.
Van 1872 tot 1876 was L. van Roosendaal kapitein. Van kapitein Roozendaal is bekend dat hij op 20 november 1872 in Straat Bali arriveerde met 8 overlevenden van een Engels schip (Guiding Star). Dat schip was tot op de waterlijn afgebrand en de bemanning zwalkte al 9 dagen in sloepen op zee, toen de “Bastiaan Pot” hen vond, ze hadden haast geen provisie meer.
De volgende kapitein was H.J. Müller, deze was gezagvoerder tot aan zijn dood in 1879. Waarschijnlijk was de reden van zijn dood giftige dampen in de lading. Maar daar bestaat geen zekerheid over. Zie het verhaal in het submenu..
De laatste kapitein was J.Krijgsman (van 1879 tot 1882). In 1883 verkocht Pieter het schip aan N. Brantjes uit Purmerend voor de houtvaart. (via makelaar Ed.C.A. Kali) Het schip werd herdoopt in “Judith”. De nieuwe reder was niet gelukkig met zijn schip.. in hetzelfde jaar gaat de Bastiaan Pot alias Judith verloren doordat ze bij Mandal in Zuid-Noorwegen op de rotsen loopt en wrak slaat.