De Krimpen aan de Lek was het tweede schip dat Pieter liet bouwen. Het werd in 1884/1885 gebouwd op de werf van zijn vrienden en zakenpartners Jan en Kees Smit. Het werd een ijzeren schip met drie masten met een tonnage van 1078 registerton. Het kreeg twee dekken en de afmetingen van het schip waren 218,8 x 35,1 x 20,7 voet. De bark werd nu eens niet naar hun vrouw of dochter vernoemd, maar nu naar de woonplaats van Pieter en van Kees Smit: Krimpen aan de Lek! Naamsein: PHTB.De tewaterlating vond in september 1884 plaats. Het was in die tijd best nog nieuw om ijzer te gebruiken voor schepen. Er werden zware platen gebruikt omdat men nog niet veel ervaring had en liever een ruime veiligheidsmarge inbouwde. Het gevolg was wel dat het vrij zware en logge schepen werden die nogal traag reageerden, en daardoor grote hoeveelheden water aan dek kregen. Een ander, positiever gevolg was dat deze schepen bijna onverslijtbaar waren! Sommigen hielden het uit tot na de 2e wereldoorlog.Maar zo lang leefde de Krimpen aan de Lek helaas niet.. De ijzeren driemaster sloeg wrak in de Torres Straat op 24 juli 1902.
Maar voor die tijd heeft ze gelukkig heel wat mooie reizen gemaakt.
Kapiteins op het schip waren W.L. v.d. Vegte van 1886-1891 en van 1893-1998 en van 1900-1902. L. Kruijt was gezagvoerder van 1891-1892 en J. Bier in 1899.
Kapitein W.L. van den Vegte maakte met de driemaster een reis van New York naar Java in 96 dagen en een van Barry naar Java in 95 dagen. Op 7 augustus 1890 vertrok het schip met een lading hout vanuit Scandinavië (Gefle) naar Australië. In het Skagerrak kon het niet alleen in de winter erg spoken, ook in augustus.. Rond 21 augustus moest het schip na verlies van de zeilen Arendal (ong. 40 mijl ten westen van Kragerö) aandoen. Ze lag er tot 6 september te repareren, voor een bedrag van 1766 gulden. Na 130 dagen arriveerde ze op 14 januari 1891 in Sydney. In het voorjaar van 1893 zeilde het schip in 36 dagen van Greenock naar New York. In 1901, onderweg van Shields naar Batavia deed het Portsmouth aan met schade. De Krimpen aan de Lek vertrok toen pas een maand later weer naar zijn bestemming. Na 123 dagen arriveerden ze in Batavia. De volgende reis was van Soerabaja naar New Castle in New South Wales, Australië. Er ontstonden toen problemen met de ballast. Ze hadden namelijk modderballast uit de Kali Mas in, berucht om het schuiven. Op 5 april 1902 moest daarom Perth worden aangedaan omdat de ballast was overgegaan.
Daarna brak de noodlottige reis aan. De Krimpen aan de Lek voer van New Castle (N.S.W.) naar Semarang op de noordkust van Java. Het schip was geladen met 1602 ton steenkolen. De driemaster vertrok op 2 juli en zeilde zonder moeilijkheden door tot 22 juli. Toen waren ze bijna bij Straat Torres, aan bakboord de kust van Australië en aan stuurboord een rif waarvan de naam niet bekend was maar wel op de kaart stond. In de hedendaagse scheepvaart staat het bekend als het Great Barrier Reef en wordt het beschouwd als gevaarlijk vaarwater waar je niet moet varen zonder loodsaanwijzing!
Het weer werd slechter.. soms hoge zeeën, buiige lucht en stijve koelte.. zonsobservatie was die dag niet mogelijk.. De kapitein, W.L. van den Vegte meende dat hij afgaande op het gegist bestek genoeg ruimte had om over stuurboord zeilende tot aan het aanbreken van de dag geen last te hebben van de gevaarlijke riffen. Ook vond de bemanning het niet nodig om te loden. De zeekaart die de Krimpen aan de Lek gebruikte was een gewone overzeiler, een zogenoemde “Blue Back”. Kaarten van groter of kleiner bestek van dit gevaarlijke riffengebied waren niet aan boord.. Met weinig zeil voeren ze door tot 3 uur ’s nachts. Toen.. stootten ze op een klip! Het bleek later het Parama rif te zijn aan de monding van de Fly River op de zuidkust van Nieuw Guinea. Duidelijk was dat men door de stroom, meer dan men vermoedde, om de Noordoost was verzet. Later werd door de kapitein en de eerste stuurman als excuus aangevoerd dat het gegiste bestek veel voorlijker had gelegen en de zee aan de vooravond van de stranding zo hoog was dat ankeren onmogelijk leek. Men had toen besloten met weinig zeil door te varen..
Spoedig maakte het schip zoveel water dat de opvarenden in grote haast van boord moesten. Maar.. het was nog nacht en er stond een hoge zee. Met levensgevaar wisten de opvarenden zich in de beide boten te redden. Er was zelfs geen tijd meer om de scheepspapieren mee te nemen!
Toen de sloepen met de schipbreukelingen de kust naderden kwamen de inboorlingen ze al in “kanoes” tegemoet. De bemanning werd gelukkig niet opgegeten maar “liefderijk opgenomen”. Een dag later werd geprobeerd het schip te bereiken. Dat mislukte helaas. De Krimpen aan de Lek was al gekanteld en de kajuitskappen en het logies waren weggeslagen. De inboorlingen waren bereid de bemanning over te brengen naar Darien Island waar een “Governements Station” was. Daar vandaan konden ze met de schoener “Whaup” meevaren naar Thursday Island, waar ze op 29 juli aankwamen. Drie bemanningsleden kozen er voor om op Thursday Island te blijven. De overige schipbreukelingen voeren met de “Airlie” via Brisbane naar Sydney. Op 15 augustus 1902 kwamen de opvarenden van de Krimpen aan de Lek heelhuids in Sydney aan, niemand was omgekomen! Voor de consul werd een scheepsverklaring afgelegd. Het wrak van de Krimpen aan de Lek werd opgekocht door kapitein George Pimm van de “Whaup”. (verslag in de Sydney Morning Herald van 16 aug. 1902.)
Voor gegevens over het wrak: shipwreck
Aan de Raad van Tucht voor de Koopvaardij (1856-1909) werd opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de stranding van de Krimpen aan de Lek in Straat Torres. In hoeverre was dit te wijten aan nalatigheid van Kapitein v.d. Vegte? Hoe had hij het aangedurfd om in de nacht zonder een goede zeekaart door zulk gevaarlijk vaarwater te zeilen? Er werd op gegist bestek gevaren bij donker weer en zonder eerst te loden. De Raad twijfelde er niet aan of de kapitein zich wel bewust was van de vele gevaren, verbonden aan het zeilen door Straat Torres. Van den Vegte had verklaard in het bezit te zijn van een “Australia Directory”, moest dus op de hoogte zijn van de sterke stroom waar deze zeestraat zo
berucht om was! Een beroep op het verzetten door de stroom was dus niet juist. Als hij voldoende zeemanschap in acht genomen had was hij alleen voorzien van een goede kaart, gebruik makend van het lood en slechts bij daglicht door deze door zeelieden zo gevreesde zeestraat gevaren. De kapitein beweerde echter dat hij voor zijn vertrek uit New Castle vergeefs geprobeerd had een goede zeekaart te pakken te krijgen. Hij zou het zelfs aan de vice-consul ter plaatse gevraagd hebben. Deze ontkende het verzoek van de kapitein aan hem. De Raad van Tucht oordeelde dat kapitein v.d. Vegte een roekeloze daad had begaan en dat daaraan het verlies van het schip te wijten was. Het achterlaten van de scheepspapieren werd hem in de hachelijke omstandigheden waarin de bemanning verkeerde, niet kwalijk genomen. Maar het bevaren van Straat Torres zonder een kaart van voldoende groot bestek werd hem als een roekeloze daad aangerekend. Uitspraak: Het verlies van het barkschip “Krimpen aan de Lek” gevoerd door kapitein Willem Levinus van den Vegte in Straat Torres op 24 juli 1902 was te wijten aan de nalatigheid van de gezagvoerder. Voor een periode van één jaar werd hem de bevoegdheid ontnomen om als kapitein op een Nederlands schip te varen. (bron: “Kromsluiting in de ijzers” Uitspraken van de Raad van Tucht voor de koopvaardij, 1856-1909, uitgeverij De Bataafsche Leeuw).
Sprekend over een veilige route door Straat Torres bij Australië zei kenner Ton Pronker jaren later: “Maar de voorkeur voor Straat Torres in de maanden april-september vereist wel een zorgvuldige navigatie. Men moet niet doen, zoals de kapitein van de “Krimpen aan de Lek” die in juli 1902, zonder goede kaarten van Straat Torres, uit Newcastle NSW vertrok en probeerde zonder betrouwbaar bestek Straat Torres binnen te zeilen. Dat schip ging dan ook verloren bij de oostelijke ingang van Straat Torres, Bligh Entrance, door stranding op Parana Rif aan de Zuidkust van Nieuw-Guinea”
Nu volgt er een bijzonder verhaal. De heer Prescott uit Darwin in Noord-Australië, berichtte via via dat hij 30 jaar geleden aan het duiken was voor zijn werk bij Papua Nieuw Guinea (ten noorden van Australië). Hij vond een scheepsbel die aan de mast van een gezonken schip hing.. Het schip lag gekapseisd tegen een rif. Hij haalde de bel met een touw naar boven en er bleek “Krimpen aan de Lek 1885” op te staan. De scheepsbel kreeg een mooi plekje in zijn vakantiehuis. Nu na 30 jaar benaderde hij de Historische Vereniging “Crempene” van Krimpen aan de Lek. Hij wil de bel aan de Krimpense bevolking teruggeven. Eind juni 2015 hoopt hij naar Nederland te komen!!
En nu.. hangt de bel aan een stuk scheepsmast in het Cultuurhuis van Krimpen aan de Lek! Zaterdag 27 juni 2015 kwam Jim Prescott met de bel naar Krimpen. Onder grote belangstelling vond de overhandiging plaats. Door leden van de scoutinggroep van Krimpen werd de bel vakkundig opgehangen en het “allemansend” aan de klepel bevestigd en toen.. mocht mister Prescott de bel luiden! Een prachtig geluid!
(let op: Er is van 1857 tot 1877 ook al een houten bark “Krimpen aan de Lek” geweest! Deze bark werd wel op de werf van J&K Smit in Kr.ad. Lek gebouwd, maar in opdracht van reder Murk Lels te Alblasserdam..)