Willem Bartels van der Meer werd op 15 april 1844 in Harlingen geboren als zoon van beurtschipper Bartele van der Meer (1808-1878) en Catharina van Esveld (geboren op 11 augustus 1815 te Middelburg, huwelijk in 1835) ). Vader Bartele was beurtschipper op de boot van Harlingen naar Amsterdam. Willem Bartelszoon ging al op 12-jarige leeftijd naar zee: de Oostzeevaart, vanuit Harlingen. Op de Zeevaartschool in Harlingen behaalde hij 2 dagen voor zijn 21ste verjaardag het diploma 2e stuurman Grote Vaart. Op de Zeevaartschool stond hij bekend als een vlugge leerling met helaas nogal eens een matig gedrag. Hij trouwde met Susanne (Titia) Feenstra, ze kregen 6 kinderen, zijn vrouw overleed in 1899. W.B. van der Meer overleed in februari 1901 in Soerabaya.
In 1873 op 29-jarige leeftijd werd hij kapitein op de 389 tons houten bark “Marquerite Louise Regina”. Hij maakte daarmee tussen 1873-1888 reizen naar de Oostzee en kwam met hout terug naar Harlingen. Aan het einde van deze periode kwam zijn naam in verschillende kranten voor.. hij moest voor de gewonde kapitein van een Zweeds schip, diens schip terugvaren naar Sundsvall in Zweden. In 1888 benoemde reder Pieter van der Hoog hem tot kapitein op de “Amicitia”. Hij bleef op dit schip gezagvoerder van 1888-1896. Kapitein Van der Meer was lid van het zeemanscollege “Zeemans-Voorzorg” te Harlingen met vlagnummer H-55.
In het Alg.Handelsblad van 28-2-1890 lees je daarna bijv. over een lading suiker die al zeilende is verkocht terwijl het schip voer van Semarang naar Antwerpen. Als gezagvoerder wordt vermeld: W.B. v.d. Meer van de “Amicitia”.
Helaas had Van der Meer een drankprobleem. In het boek “Het barkschip Amicitia” van T.F.J. Pronker kun je er het e.e.a. over lezen. Teunis Pronker, de grootvader van de schrijver van het boek, heeft er jaren over gezwegen maar toen Ton Pronker bovenstaand boek schreef, heeft hij alles nauwkeurig aan zijn kleinzoon vertelt. Op blz. 203 en blz 207-213 kun je er uitvoerig over lezen! Maar.. Teunis Pronker heeft eerst wel 50 jaar lang gezwegen over de dronkenschap van zijn kapitein.. Vanaf augustus 1891 voer Pronker als 1e stuurman onder Kapitein v.d.Meer en vanaf het begin zag hij het regelmatig mis gaan. Steeds als het moeilijk was, wat betreft de route of het weer, greep Van der Meer naar de jeneverfles. In februari 1893 ging het goed mis, toen heeft Pronker als 1e stuurman tijdelijk het gezag over het schip over moeten nemen! Ze waren onderweg van Melbourne naar Leith, via Kaap Hoorn, met een lading graan. Bijna voeren ze op de rotsen te pletter! Het doortastende optreden van Teunis Pronker heeft een schipbreuk voorkomen. De hele krat met jeneverflessen van zijn kapitein heeft hij overboord laten zetten, op één dichte fles na. Zou die bij aankomst in Engeland nog dicht zijn dan zou hij over het hele geval zwijgen en het schip weer overdragen aan zijn kapitein.. Dat is gebeurd en hij heeft bijna 50 jaar gezwegen. En nog 3 jaar lang voeren ze als kapitein en stuurman op hetzelfde schip.
Maar in januari 1896 bij aankomst te Hamburg was er bericht voor Kapitein van der Meer dat hij naar Rotterdam moest reizen om het gezag over te nemen op de “Anna Aleida”, een zusterschip van de “Amicitia”. De “Anna Aleida” was aangekomen in Rotterdam met een lading chilisalpeter van Tocopilla. Kapitein Hoedemaker moest wegens zijn drankprobleem vervangen worden.. Heel tragisch.. wellicht had Teunis Pronker te goed gezwegen.. nu werd de ene alcoholist vervangen door de andere alcoholist.. En dat liep niet goed af. Want in februari 1901 is hij op de rede van Soerabaya met te veel drank op overboord gevallen. Hij is nog opgevist en naar het ziekenhuis gebracht, maar alle hulp kwam te laat. Eerste stuurman W. Kwint heeft het schip toen van Java naar Sydney in Australië gezeild en vandaar naar Europa. Deze is toen kapitein van de “Anna Aleida” gebleven tot de verkoop in 1903.
Met dank aan: T.F.J. Pronker, “Het barkschip Amicitia”.